Diagnostiek

Stel de diagnose astma op basis van anamnese, lichamelijk onderzoek en spirometrie. Om de diagnose astma te kunnen stellen zijn vaak meerdere consulten nodig.

Vraag bij de anamnese naar kortademigheid, al dan niet in combinatie met piepen, nachtelijke klachten, hoesten, allergische prikkels, allergische rinitis (“hooikoorts”), eczeem, niet-allergische prikkels, roken (ook door anderen) en gebruik van (inhalatie) medicatie. Informeer ook naar de voorgeschiedenis en familieanamnese.

Let bij het lichamelijk onderzoek op expiratoir piepen en een verlengd expirium.
Ander onderzoek dient vooral voor de differentiaaldiagnose.

Saturatiemeting toont geen astma aan en is evenmin geschikt om het uit te sluiten.
Saturatiebepaling is wel informatief om de ernst van dyspneuklachten te objectiveren. 

Verricht alleen een screeningstest op inhalatieallergenen in het bloed als aanwijzingen voor allergische oorzaken anamnestisch onduidelijk zijn. Het doel is dan nog niet eerder onderkende allergieën te vinden. Onvoldoende astmacontrole ondanks medicatie vormt een goede indicatie voor een screeningstest op allergie. 

Een positieve test zonder anamnestische aanwijzingen voor een allergie wijst wel op sensibilisering, maar van een klinisch relevante allergie is dan geen sprake. Onderzoek naar sensibilisatie van voedselallergenen heeft geen toegevoegde waarde.

Spirometrie, bij voorkeur ten tijde van klachten, is obligaat voor de diagnose astma! Staak ICS ten minste 6 weken voorafgaand aan een diagnostische spirometrie. Als staken leidt tot toename van klachten: verricht spirometrie op korte termijn. Astma is onwaarschijnlijk als tijdens dyspneuklachten bij spirometrie geen obstructie en reversibiliteit aanwezig zijn. Een normale of licht afwijkende spirometrie sluit astma niet uit! Herhaal in dat geval het onderzoek ten tijde van klachten en/of verwijs voor een histamine of metacholine provocatietest.

Spirometrie is ook geïndiceerd in de monitoringsfase om onopgemerkte obstructie te signaleren en na te gaan of deze reversibel is.

Een X-thorax is alleen geïndiceerd als andere diagnosen dan astma worden overwogen. 

Bepaling van eosinofielen in het bloed heeft geen meerwaarde in de huisartsenpraktijk.

Het is waarschijnlijk dat behandeling van astma gebaseerd op de meting van FeNO in de uitgeademde lucht geen effect heeft op klachten, symptomen en longfunctie. Meting van FeNO in de eerste lijn wordt dan ook niet aanbevolen.