Beleid

Streef naar een goede astmacontrole: het minimaliseren van 

  • Klachten, 
  • Het risico op longaanvallen, 
  • Beperking in functioneren, 
  • Persisterende luchtwegobstructie, 
  • Mortaliteit 
  • Bijwerkingen van medicatie

Het bereiken van goede astmacontrole is afgestemd op de persoonlijke behandeldoelen van de patiënt. De door de patiënt ervaren klachten en de manier waarop de patiënt hiermee omgaat staan bij de behandeling centraal. Goede astmacontrole is niet altijd haalbaar. Maak bij blijvend onvoldoende astmacontrole afspraken over haalbare (persoonlijke) behandeldoelen.

Bepaal als de diagnose astma is gesteld bij ieder vervolgconsult de mate van astmacontrole.
Gebruik hiervoor een vragenlijst zoals:

  • ACQ6 (Asthma Control Questionnaire, 6 items; range 0-6, afwijkend bij score ≥ 0,75) 
  • ACT (Asthma Control Test, 5 items; range 5-25; afwijkend bij score < 20)

In de vorige NHG-standaard Astma bij volwassenen was sprake van goede, gedeeltelijke en slechte astmacontrole. In de huisartsenpraktijk gaf deze driedeling echter verwarring, omdat het beleid tussen gedeeltelijke en slechte astmacontrole niet verschilde. Daarom is deze driedeling vervangen door de tweedeling goede en onvoldoende controle met als afkappunt ACQ6 ≥ 0,75. 

Heel vaak wordt de controle door patiënt ervaren als redelijk goed , terwijl een ACQ > 1,5 wijst op onvoldoende astmacontrole. Dit kan ten dele het gevolg zijn van adaptatie: de patiënt is geleidelijk gewend geraakt aan luchtwegklachten en beschouwt deze niet als afwijkend (nachtelijk hoesten, kortademigheid bij inspanning, beperkte actieradius).

Goede astmacontrole is niet altijd haalbaar. Maak bij blijvend onvoldoende astmacontrole afspraken over haalbare (persoonlijke) behandeldoelen.