Uitdagingen van stoppen met roken bij patiënten met COPD

Dr. Eva van Eerd, afdeling huisartsgeneeskunde, Maastricht UMC+. Uit een studie in de Engelse populatie blijkt dat van de patiënten met COPD 35 procent rookt, ten opzichte van 22 procent van de mensen die geen COPD heeft.1 Het lijkt er dus op dat rokers met COPD meer moeite hebben te stoppen dan rokers zonder COPD. Patiënten met COPD ervaren wellicht specifieke problemen en hebben mogelijk andere behoeftes rondom het stoppen-met-roken. Op dit moment zijn er geen stop-roken-behandelingen specifiek voor patiënten met COPD. In mijn proefschrift hebben we daarom getracht inzicht te krijgen in eventuele COPD-specifieke problemen en behoeftes van zowel patiënten als artsen rondom het stoppen-met-roken. Met als doel om stoproken-behandelingen op maat te ontwikkelen voor rokers met COPD.

In twee studies 3, 4 zagen we dat rokers met en zonder COPD veel overeenkomsten, maar ook een aantal verschillen vertoonden op bepaalde factoren die geassocieerd zijn met roken en stoppen-met-roken. Rokers met COPD rapporteerden meer depressieve symptomen, een hogere mate van nicotine afhankelijkheid en een lagere mate van zelfredzaamheid om niet te roken dan rokers zonder COPD4 . Daarnaast leken rokers met COPD zich nog minder bewust van de gezondheidsrisico’s van roken en gaven zij aan dat ze meer empathie verwachtten van hun arts.3 Ook bleken existentiële gedachten bij rokers met COPD van invloed te zijn op hun rookgedrag en hadden zij nog minder vertrouwen in de effectiviteit van hulpmiddelen bij het stoppenmet-roken.3

In een secundaire analyse keken we vervolgens naar voorspellers voor succesvol stoppen-met-roken bij patiënten met COPD.5 Drie kenmerken van rokers met COPD voorspelden succesvol stoppen; die kans was ruim 3 keer hoger bij rokers met een hoog opleidingsniveau dan bij rokers met een laag opleidingsniveau. Patiënten die hun eigen gezondheid hoger waardeerden hadden ook meer kans om te stoppen en patiënten zonder partner hadden bijna 4 keer meer kans om te stoppen in vergelijking met patiënten met een rokende partner. Tot slot hebben we gekeken welke factoren interfereerden met de uitvoering van stop-roken-behandelingen door artsen6 . Deze secundaire analyse voerden we uit op data van focusgroep discussies met huisartsen en longartsen, gehouden in 7 verschillende landen in Oost- en West-Europa en Azië. We identificeerden 3 thema’s; allereerst zagen we frustratie bij artsen over patiënten met COPD die roken. Ten tweede zagen we dat er onder artsen beperkte kennis was en negatieve overtuigingen bestonden over stop-roken behandelingen.

Tot slot viel op dat organisatorische factoren zoals gebrek aan tijd, financiële vergoeding en roken niet als verslavingsziekte beschouwen, de manier waarop artsen stop-roken-behandelingen uitvoerden, beïnvloedde.

Conclusies voor de praktijk

  • Veel algemene roken-gerelateerde knelpunten en attitudes zijn bij zowel patiënten als artsen aanwezig.
  • Specifieke problemen bij rokers met COPD; meer depressieve symptomen, een hogere mate van nicotine afhankelijkheid en een lagere mate van zelfredzaamheid om niet te roken.
  • Volg de bestaande stop-roken-interventies ook voor COPD-patiënten en voeg daar COPD-specifieke elementen aan toe, zoals extra aandacht voor depressieve symptomen.
  • Het is belangrijk dat artsen in hun communicatie met rokers met COPD meer aandacht besteden aan sociale interacties, gezondheidspercepties en morele agenda’s omtrent roken en stoppen-met-roken.